Bewegingsketen:
Deze beide spiersystemen (fijn/grof) werken samen, dat wil zeggen ze ondersteunen (of remmen) elkaar; en wel op de volgende wijze:
Als we met de handen fijn werk willen verrichten doen wij dit van nature met de handspieren (fijn). Hierbij werken de armspieren als het ware op de achtergrond mee.
Als we met de handen zwaar werk willen verrichten (bijvoorbeeld een zware kist optillen), doen we dat van nature met de armspieren (grof). Deze verrichten daarmee het leeuwendeel; het is in dit geval zelfs zo dat de grofmotorische musculatuur over de fijnmotorische domineert, oftewel deze buiten werking stelt. Anders zouden namelijk de kleine handspieren te snel beschadigd raken.
Als we onze handen gebruiken om ons instrument te bespelen en daarbij snelheid en lichtheid willen behouden, moeten we ervoor zorgen dat we onze bewegingen “vanuit de fijne motoriek” sturen. We moeten niet toelaten dat het instrument “grofmotorisch” wordt bespeeld.
Hierbij speelt de zogenaamde “bewegingsketen” een rol:
Als we bijvoorbeeld een glas water in de hand willen nemen of een blad muziek willen omslaan gaan we eerst met de vingertoppen daarheen waar ze worden gebruikt. Ze “trekken” als het ware de arm achter zich aan. De beweging krijgt vanzelf de juiste richting. Zij is dan doelgericht en, zoals wij zeggen, “fijnmotorisch gestuurd”.
Dit principe kan ons van grote dienst zijn wanneer wij het gebruiken bij het spelen.
naar boven